Op donderdag 11 april 2013 ging ik naar Maastricht naar het MECC voor het Voorjaarscongres van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVVP) met als thema: “DieGENEN omgeven”. Ik vond het geen fijn thema, maar ik zou samen met Jan Verhaegh, Jim van Os en Steven Makkink deelnemen aan onze discussie-sessie: Diegenen omgeven: bieden ontwikkelingen in de wetenschap nieuwe mogelijkheden voor samenwerking tussen wetenschappers, psychiaters, clienten en familie?
Er was wat verwarring over een mogelijke zaalwijziging (die er niet was), en iets later dan 13.45 konden we beginnen. Er waren inmiddels meer dan 30 mensen in de zaal, en er kwamen er gedurende de sessie nog een paar bij.
Jan Verhaegh vertelde met een knipoog dat deze opkomst hem een fles wijn zou gaan kosten. Daarna vertelde hij wat vanuit zijn eigen ervaringen en de kennis die hij heeft opgedaan als recent afgestudeerde Master of Philosophy of Psychiatry. Hij sprak over diverse individuele en collectieve trauma’s die de psychiatrie door de jaren heen veroorzaakt heeft, en de noodzaak tot actieve erkenning en verzoening, om de verstoorde relatie tussen clienten en hulpverleners te helen, om elkaar weer te leren vertrouwen en een goede zorgrelatie mogelijk te maken.
Ook vertelde Jan Verhaegh over hoe het neoliberalisme (kapitalisme) een dubbele negatieve last legt op de zorg, namelijk door directe bezuinigingen en ook door de negatieve invloed die sociale ongelijkheid, armoede en sociaal onrecht heeft op het algehele welzijn.
Daarna stelde Jan nog diverse vragen aan de bezoekers van onze workshop, zoals aan professor van Praag, en Wilma Boevink.
Daarna stelde ik mezelf voor door kort mijn geschiedenis van client tot activist te vertellen. Ik had wel een aantal punten voorbereid om bij het thema te blijven, maar ter plekke kwam daar weinig meer van terecht, en ik heb dus eigenlijk een ‘gewoon’ pleidooi tegen dwang en voor sociale bejegening gehouden. Het was geen slecht verhaal, alleen het was eigenlijk niet mijn bedoeling om de link met de context te missen. Maar ach, het belang van een sociale benadering bracht ik in ieder geval wel naar voren. Als “goede aanbeveling” heb ik verteld dat ik vanuit mijn reiservaringen zie dat de psychiatrie bijna overal ter wereld poogt om de “ziekte” of “beheksing” als het ware weg te jagen cq te onderdrukken, en dat vrijwel alle clientgestuurde initiatieven juist gaan over het omgaan met deze “hobbels in het leven”. Ik zou willen dat de psychiaters eens goed nadenken over hun eigen praktijken.
Daarna vertelde Jim van Os dat een psychose of schizofrenie geen “verschrikkelijke hersenziekte” is, en geen ‘hardware-probleem’ maar meer een soort ‘software-probleem’, waarbij zaken een andere betekenis krijgen op basis van de verwerking van voorgaande ervaringen, verwachtingen en waarnemingen. De sociale omgeving is daar dus van invloed op, en een psychose is dus geen medische afwijking, maar een psychosociale ervaring. Zijn verhaal werd door iedereen opgenomen.
Jan Verhaegh merkte terecht op dat clienten al decennia lang roepen dat psychiatrie een sociale oorzaak heeft, maar dat werd altijd afgedaan als anti-psychiatrie, want een psychiatrische stoornis werd nou eenmaal bestempeld als een medische hersenziekte die met medicatie bestreden moest worden, en clienten werden geacht nergens verstand van te hebben. Dus er werd niet geluisterd. Jan vroeg zich dus af of hier een historische revolutie aan het plaatsvinden was, waarbij er eindelijk erkenning is voor de sociale samenhang tussen psychiatrische en sociale verschijnselen. Dat zou namelijk wel eens een nieuwe kans kunnen zijn voor clienten en hulpverleners om weer tot elkaar te groeien.
Daarna hadden we tijd voor vragen en discussie. Steven Makkink (van LPGGZ) was de voorzitter en leidde de discussie. Iedereen was vooraan bij elkaar gaan zitten, en de handen bleven omhoog gaan. Jim werd meermaals gevraagd om meer uit te leggen over zijn bevindingen mbt de psychosociale visie op psychose. En ook over sociale bejegening werd veel gezegd. En er werd gepraat over de vroegere beweging van sociale psychiatrie (Querido), die beweging is feitelijk verdrongen door de opkomst van het medische model. De spanningen tussen de medisch-georienteerde beroepsgroep en de sociaal-georienteerde psychiaters zijn ook van alle tijden. Verder oefent de Noord Amerikaanse psychiatrische wetenschapstak een grote negatieve invloed uit, die ons werkelijk de verkeerde kant op leidt in de ontwikkelingen. We kwamen weer terug bij de sociale bejegening, en de beperkingen van de praktijk. Over de zin en onzin van diagnoses, en zorgverzekeraars, over ziekte en stigma, angst, afstand, verwijdering van sociale netwerken, en herstel en empowerment, over Eigen Kracht, en over ambulantisering.
De discussie had een vrij filosofisch karakter, maar de bijdragen waren toch ook erg concreet en gericht op verbetering van de praktijk. En niet iedereen was het steeds met elkaar eens, dus er was ook iets te discussieren. Er waren duidelijk veel denkers in de zaal en we hebben eigenlijk gezamenlijk de grenzen afgetast van onze gedachten, zonder waardeoordeel of verplichte kaders. Het was gewoon interessant, verdiepend en verhelderend. Iedereen was actief betrokken, en we hadden ook geen vooropgezet plan van waar we wilden uitkomen ofzo, dus het was echt een open discussie waarbij je na afloop nog echt stof tot nadenken hebt. Dat was een goed concept.
Het was echt een prettige sessie. En het was ook leuk dat aan het eind van de dag een psychiater zei dat hij onze sessie het hoogtepunt van het hele congres had gevonden, vanwege het open karakter. Ik was zelf ook wel tevreden. Ik heb een paar pittige standpunten ingenomen (zoals voor afschaffing van diagnoses) en het was buitengewoon interessant om daar gezamenlijk open over te kunnen praten en brainstormen.
Ik denk dat Jan gelijk heeft. Dit is wel echt een revolutie dat dit soort onderwerpen echt bespreekbaar zijn geworden op een psychiater congres. Het was een bijzondere atmosfeer. Het was oke.
Na de pauze besloot ik naar een sessie te gaan over: De werking van het Tuchtcollege
Dat was zeker geen lichte sessie. De zaal zat vol, dus ik ben aangeschoven op de grond.
Klachten over handelen of nalaten van BIG-geregistreerde hulpverleners kunnen worden ingediend bij het regionaal Tuchtcollege, of het Landelijk Tuchtcollege. Er volgt dan een vooronderzoek waarbij intern bepaald zal worden of de klacht “klachtwaardig is” en of deze in de raadkamer of via een zitting behandeld zal worden (of er volgt een afwijzing op basis van ongegrond/onvoldoende gewicht).
De uitspraak van het Tuchtcollege kan zijn: Maatregel, waarschuwing, berisping, geldboete, schorsing, gedeeltelijke ontzegging of schrappen uit het BIG-register. Alle uitspraken van het Tuchtcollege zijn openbaar en worden gepubliceerd in het blad “Medisch Contact”.
Bij een zitting bestaat de Tuchtraad van het Tuchtcollege doorgaans uit 3 of 5 personen: meestal 3 beroepsbeoefenaars en 2 juristen, maar -zo werd gezegd- “de juristen hebben er vrij weinig verstand van, dus die zijn meer op de achtergrond”. Ik vond dit schokkend, want het is dus blijkbaar echt zo dat de slager in de GGZ zijn eigen vlees keurt.
De tuchtnorm gaat over “handelen of nalaten van een hulpverlener in strijd met goede zorgverlening”, met aspecten als verwijtbaarheid. Tuchtrecht ligt onder vuur, omdat het gericht is op de individuele hulpverleners, terwijl men vaak het gevoel heeft dat er een collectieve aansprakelijkheid is.
Bij de tuchtzitting worden klachten per aangeklaagde persoon afgehandeld (dus niet per klager), en daarmee wordt dus ook de coherentie gemist als er bij een klacht meerdere beklaagden betrokken zijn, en onderlinge wederzijdse afschuiving van verantwoordelijkheden is dan ook mogelijk. Zeker als de ene beslissing al genomen is voordat de rol van de ander onderzocht is. Bij het rollenspel werd ook direct duidelijk dat dit deze opzet grote ruimte laat voor afschuiving en onderhandeling mbt verantwoordelijkheden en verwijtbaarheid.
De tuchtnorm is het enige toetsingskader, en toetsing berust op “weging door de leden, naar eigen goeddunken”. Het clientenrecht is dus direct afhankelijk van “het eigen goeddunken” oftewel de gedachten van 2 of 3 beroepsbeoefenaren. Ik vind dit echt pijnlijk, schokkend, en zo onrechtvaardig!
Als een klacht ter zitting komt, dan wordt de hulpverlener per brief op de hoogte gebracht, en gevraagd om binnen 4 weken met een verweer te komen. Hulpverleners kunnen dan doorgaans een beroep doen op de advocaat van de instelling, of zelf een advocaat zoeken.
(Ook dit was erg pijnlijk voor mij als persoon, want als ex-client lukt het mij maar niet om een advocaat bereid te vinden om mijn zaak voor de Tuchtraad te brengen. – Men zegt dat je als klager niet per se een advocaat hoeft te hebben, en het ook individueel kan doen, maar ik wil graag rechtsbijstand, maar helaas lijkt dat onmogelijk… ).
Er werd gezegd dat elke arts vroeg of laat een klacht krijgt bij het Tuchtcollege, en “dat dit niets zegt over de kwaliteit van zorg, maar dat er altijd klagers zijn onder de patienten”. Dit werd gevolgd door de opmerking “dat het meeste gelukkig niet ter zitting komt, want dat hoeft niet”.
Ik vond het werkelijk bizar dat dit zo gezegd werd. Ik snapte meteen waarom het Tuchtcollege in den lande bekend staat als ondoordringbaar en als “dokters die elkaar de hand boven het hoofd houden” enz. Eigenlijk stond ik perplex dat de leden van het Tuchtcollege dit allemaal zo openbaar vertelden, met deze woorden. De inhoud van de workshop was zeer duidelijk gericht op de psychiaters/hulpverleners. Het is schandalig hoe men impliciet over clienten en klachten praat. Alleen al dit taalgebruik, ten toon gespreid door officiele vertegenwoordigers van het Tuchtcollege zegt eigenlijk al genoeg….
Daarna werd er via een rollenspel een (kleine) zitting van het Tuchtcollege nagebootst. Ook dit was op een negatieve manier verhelderend: Ik zag meteen waarom het niet echt kan werken. Aanwezig waren: klaagster + advocaat, beklaagde + advocaat + 3 raadsleden.
Dat zijn dus 3 doktoren (2 in de Tuchtraad + 1 beklaagde)
3 juristen (dwz 2 advocaten + 1 Tuchtraadslid)
en 1 client. (en stel dat je dan ook nog eens geen advocaat aan je zijde hebt als klaagster……..).
Het gesprek werd dan ook niet gevoerd in de taal van de client, maar in hulpverlenerstaal. Dat is uiteraard een zeer kwalijke zaak (zeker gezien het gehanteerde taalgebruik). Vervolgens trekt de beklaagde hulpverlener allerlei excuses uit de kast, zoals “het komt door de organisatiestructuur van de zorg/ het is niet mijn eind-verantwoordelijkheid/ ik heb het geprobeerd/ collega’s hebben ook fouten gemaakt/ het kon niet anders.. ) en zo wordt er feitelijk wat over en weer gesproken in dossiertaal.
Daarna trekt de Tuchtraad zich terug voor beraadslaging achter gesloten deuren, en zonder gedegen notulen (enkel de instant-aantekeningen) neemt men direct een beslissing in de vorm van een oordeel. Dit gaat door “weging”, hetgeen inhoudt dat ze er samen even over praten en dan de inhoud “afwegen naar eigen goeddunken, om tot een oordeel komen”. Hierbij wordt doorgaans naast de directe klacht en verweer ook de attitude van de klager/beklaagde meegewogen (bijv. spijt, inzicht, bejegening enz.). De hulpverlener kan dus proberen om de Tuchtraad in te pakken…
Het oordeel wordt door een zogenaamde democratische meerderheid gevormd, maar de doktoren zijn in de Tuchtraad dus sowieso in de meerderheid… Dus als de 2 of 3 doktoren een mening hebben, kan een jurist er ook niks meer aan doen, behalve proberen te onderhandelen…. (maar de jurist was zojuist al afgeschilderd door de voorzitter van het Tuchtcollege als “iemand die er geen verstand van heeft”). Dus die inspraak lijkt ook nog eens minimaal.
Het is niet om aan te zien dat het recht van een client afhangt van andermans persoonlijke gedachten, onderbuikgevoelens, en onderhandelingen in zo’n subjectieve en smalle achterkamertjes-discussie, (waarschijnlijk in de praktijk ook nog met schandelijk denigrerend taalgebruik van de heersende orde, zoals de spreker van deze delegatie alhier vertoonde).
- Ik kreeg natuurlijk meteen het idee dat de inzet van ervaringsdeskundigen IN de Tuchtraad wel een groot verschil zouden kunnen maken, zeker als zij samen met juristen een meerderheid kunnen vormen ten opzichte van de doktoren in de beraadslaging en oordeelsvorming.
Zittingen en uitspraken van de Tuchtraad zijn openbaar. Het is bedoeld als een soort openbare schandpaal. De verweerder (beklaagde hulpverlener) hoeft zich bij een zitting echter niet meer aan het beroepsgeheim te houden, want hij/zij mag zich verweren. Ik reageerde geschokt, want dan zouden bijvoorbeeld alle details van een verkrachting (of visitatie) in openbaarheid behandeld moeten worden…, en een ander uit het publiek zei toen ”Tja, dat is het risico van klagen”.
Wederom was ik met stomheid geslagen van hetgeen hier allemaal door de lucht vloog aan kil taalgebruik. Dit is dan de zogenaamde “top” van onze hulpverlening.. de heren met stropdassen en dames in pakjes die zogenaamd geven om het innerlijke leed van een ander mens… Het was echt ongelooflijk schokkend, en dus echt een vreselijk pijnlijke sessie.
Na afloop ging ik even naar buiten, en daar heb ik mijn hart even kunnen luchten bij Steven Makkink (LPGGZ). Ik was echt ontdaan en boos van wat er allemaal gezegd was. Ik was blij dat ik het even kon ventileren. Daarna ging ik snel weer naar binnen voor de volgende sessie:
Vijf jaar Dwang en Drang reductie: stand van zaken
Dit bleek onverwachts nog pijnlijker dan de vorige sessie. Ik ben halverwege zelfs overstuur weggegaan. Het was echt dramatisch triest!!
Alleen Yolande Voskes (de eerste spreekster) was niet slecht. Yolande had het over Best Practices voor dwangreductie in de zorg, en ze benadrukte dat de-escalatie en goede zorgverlening niet een simpel kopieerbaar “kunstje” was. Goede zorg is namelijk veel meer dan enkel het aflopen van checklists of nieuwe meubels voor een comfortroom kopen, maar het gaat er juist om dat er gewerkt wordt volgens het achterliggende concept van bijvoorbeeld gastvrije bejegening, persoonlijke herstel-ondersteuning enz. De attitude-verandering is erg belangrijk.
De rest van de presentaties was absoluut waardeloos. Ik was behoorlijk overstuur achteraf. Ik heb zelfs gehuild om deze uiterst teleurstellende sessie, waarbij ik het gevoel kreeg dat al mijn activisme voor niks is geweest…
De tweede spreker was Eric Noorthoorn. Hij presenteerde de cijfers van dwang en dwang van de afgelopen jaren. Het was niks nieuws (hetzelfde als op het kwaliteitsloze slotcongres van GGZ Nederland, zie ook https://tekeertegendeisoleer.wordpress.com/2012/12/05/slotcongres-dwang-en-drang-ggz-nederland/ ) . Er bestaan nog steeds grote verschillen tussen afdelingen. Er is in de afgelopen 5 jaar 35 miljoen euro besteed aan het terugdringen van dwang, en er is toch maar een nipte 10% reductie behaald in totaal. En nu stoppen de overheidssubsidies en dus ook de projecten! En men hoopt dat het nu vanzelf wel goed komt met die puinhopen in de zorg. Dat is echt niet goed!!!
De toonzetting van de presentatie beviel mij totaal niet. Hij was eigenlijk enkel bezig met het analyseren van cijfers om daar vervolgens een EXCUUS voor dwangtoepassing van te formuleren: “clienten zijn te moeilijk, er is te weinig/te veel personeel, het is een opname afdeling, er is sowieso meer dwang in het Westen van het land, enz.” , hij gaf deze toelichting omdat instellingen anders “onterecht” zouden kunnen worden aangekeken op hoge dwangcijfers (als of het per definitie aan een meetbare omgevingsfactor ligt.. het thema bejegening lijkt niet in de statistiek te passen, dus is het geen thema meer?? Wat enorm kortzichtig!!! )
Eric vertelde ook alweer dat dwangmedicatie vooral bij gesepareerde patienten wordt toegediend, en stelde voor om de dwangcijfers te reduceren door direct aan dwangmedicatie te beginnen (zonder separatie). Deze kortzichtige gedachte is echter in strijd met regel 1 van de dwangreductie: geen substitutie!! (dwang niet met dwang vervangen). Helaas krijgt Eric toch steeds een podium bij alle conferenties, terwijl hij de onderzoeks-kaders aan zijn laars lapt en ongevraagd allerlei kortzichtige conclusies en suggesties aan zijn cijfers verbindt. (maar statistiek is god niet).
De toonzetting van Eric Noorthoorn ging dus weer niet over het vinden van alternatieven, maar hij verdedigde de grote variatie van de cijfers, en hij hoopt er duidelijk op dat de cijfers hem een oplossing voor dwang zouden aanreiken, door bijvoorbeeld te analyseren welke groepen meer risico voor separatie hebben”(alsof het per definitie aan de client of de infrastructuur ligt..)
Vervolgens kwam Petra van der Schoor met een omgevings-onderzoek. Haar onderzoek gaat erover dat “fysieke zaken zoals bijvoorbeeld lichtinval een bewezen effect heeft op het welzijn en herstelproces”….En aan de hand daarvan wordt inmiddels gesuggereerd dat een ander soort bouw de oplossing is.
– Op basis van dit soort studies worden de High Care-units gebouwd, en heeft de IGZ het belachelijke idee gekregen om de separeers te vervangen door Extra Beveiligde Kamers… Dat noemt men dan “een verbod op isoleercellen” (per 2015)…
De toonzetting en inhoud van deze presentatie veroorzaakte een verdere versmalling van de materialistische tunnelvisie op dwangreductie, en een verdere verwaarlozing van het bejegenings-aspect.
Ik had inmiddels door dat alle sprekers hetzelfde verhaal vertelden als op het deprimerende Slotcongres van GGZ Nederland (zie ook https://tekeertegendeisoleer.wordpress.com/2012/12/05/slotcongres-dwang-en-drang-ggz-nederland/ ) . Ik wilde het niet meer horen. Het waren tergende, kortzichtige presentaties , als een monoloog met weinig ruimte voor interactie. (Er zou ook nog een discussie-sessie zijn op de volgende dag).
Ik kon niet geloven dat er na zoveel jaar dwangreductie niet meer uit is gekomen, en dat dit het denkniveau is van de professionele beleidsmakers in van de zorgsector (en dat ook nog met de vreselijke informatie van het Tuchtcollege in mijn achterhoofd). Ik kon er echt niet meer tegen. Mijn wereld viel behoorlijk uit elkaar. Mijn hoop was eventjes echt weg. Wat kon ik verder nog verwachten van die mensen hier??
Ik ben toen maar weggelopen uit deze sessie, om even op adem te komen, en mijn emoties de ruimte te geven. Maar het liet me ook niet helemaal los, dus ik ben later toch nog even terug gegaan naar de sessie, om te kijken of er misschien verbetering was gekomen.
Toen was er een spreker bezig over “risico-factoren voor separatie” , zoals: welke diagnose, geslacht, leeftijd, afkomst enz. Alsof separatie je zomaar kan overkomen, en compleet losstaat van de individuele interpersoonlijke context en bejegening. Het stigma droop er weer vanaf, en de hele analyse was gebaseerd op het idee dat het sowieso aan de client ligt: en dat factoren als leeftijd, geslacht, afkomst, en diagnose een belangrijke rol spelen bij escalaties. Dat is toch hartstikke vreemd om zo te redeneren??? Paniek, onmacht, wanhoop, agressie enz komen voort uit sociale factoren zoals hoe je met elkaar omgaat. En toch leek de sociale dimensie wederom totaal verdwenen, en zoekt men een materiele, meetbare oplossing. En ook dit verhaal ging niet over constructieve alternatieven, maar over het vingerwijzen naar alles behalve naar de hulpverlening zelf…
Ik ben binnen 3 minuten opnieuw weggelopen. Het was echt onacceptabel.
Dat ik weggegaan ben bleek een goede keuze, want ik heb vernomen dat ik blij mag zijn dat ik de laatste spreekster heb gemist, want dat was een student die onderzocht had “of bepaalde woorden in het EPD een separatie zouden kunnen voorspellen”…
En dan?? Een rood lampje naast je scherm: deze client heeft een risico op separatie?? Waarom wil men zo graag dat de computer het werk doet? Waarom is het zoveel gevraagd om als mensen met elkaar om te gaan? Waarom schuiven zoveel hulpverleners alles af op de slecht-georganiseerde zorg, en berusten ze daarin zonder zich daar verder druk om te maken?? Waarom gaan we niet allemaal samen een betere zorg afdwingen bij de politiek?? Iedereen wil uiteindelijk dat het zonder dwang opgelost wordt.
Anyway, ik vond de presentaties over dwangreductie onvoorstelbaar kortzichtig, en er was een enorme tunnelvisie. (Ik was trouwens niet de enige die concludeerde dat de meeste sessies op het Voorjaarscongres een tunnelvisie hebben, met allemaal losse prestige-projectjes met weinig coherentie, met slapende zalen tot gevolg).
Thema’s als contact en bejegening lijken verdwenen van de agenda voor dwangreductie. Hoe kan dat nou? Waarom is men zo verdwaald? Hoe kon dit gebeuren?? En wat komt er dan terecht van mijn levenswerk?
Ik was er behoorlijk kapot van. Diep teleurgesteld, ik heb er zelfs om gehuild. Ik voelde me geknakt.. En ook was ik furieus, zo kwaad, ik wilde eigenlijk iets slopen, maar ja… dat heb ik natuurlijk niet gedaan.
Ik heb me verplaatst naar de sessie van Wilma Boevink, de bekende ervaringsdeskundige. Daar werd de HEE-film “Gekkenwerk in de psychiatrie” vertoond, met aansluitend een debat. De film heb ik grotendeels gemist (maar ik heb hem nu op DVD), en eigenlijk zat mijn hoofd te vol om me nog echt te concentreren op het debat, dus ik heb er eigenlijk alleen maar bij gezeten. De atmosfeer was erg goed, en ik was daarom ook heel erg blij met deze veilige en menselijke plek op de conferentie. In deze ruimte stroomde de menselijke warmte door de kamer, dat was lang niet overal zo, maar dit is heel typisch bij sessies met ervaringsdeskundigen. Het was echt goed.
(bekijk hier de website van Wilma Boevink: www.hee-team.nl)
Ik was nog steeds ontdaan van de sessie over het Tuchtcollege en over dwangreductie, en ik moest weer echt even uitrazen buiten. Ik heb overwogen om de volgende dag niet eens meer terug te gaan voor de discussie over dwangreductie, omdat het echt te erg was. Maar ik voelde me ook geroepen om er dan juist wel heen te gaan om tegengas te geven. Dus ik ging er de volgende dag weer heen.
Discussie over dwangreductie
Op vrijdag 12 april 2013 ben ik dus toch teruggegaan naar het congres. Ik had niet veel slaap gehad en zat ‘s morgens vroeg dus alweer in de trein naar Maastricht.
Om 10.30 begon de discussie over dwangreductie, met diverse veldpartijen. Ik had me mentaal heel erg goed voorbereid op deze discussie, omdat het symposium gisteren zo heftig was. Ik wilde het goed kunnen verwoorden vandaag. Er waren nu veel andere sprekers.
Eerst vertelde Monique Leenders over de dwangreductie bij Altrecht. Er zijn veel succesvolle dwangreductie-initiatieven geweest, maar nog steeds worden er jaarlijks nog zo’n 272 personen gesepareerd, en zeker voor de langdurige complexe zorg is bijna geen aandacht of oplossing (zoals er voor bijvoorbeeld opname-afdelingen wel was). Voor Brandon, de jongen die in een tuigje aan de muur van een instelling vastzat, is een oplossing gevonden met de “Triple-C-benadering”. Het is eigenlijk een andere manier van zorgverlenen, die uitgaat van onvoorwaardelijke steun aan de client, en die niet focust op problemen, maar op het positieve, zoals betekenisvolle dagbesteding, iemand met problemen niet afwijzen maar helpen. Het doel van de Triple-C-benadering is primair gericht op het verlenen van goede zorg, maar blijkt als bij-effect te hebben, dat dwang voorkomen wordt. Ze sprak over 70%.
Haar stelling was: Op een Intensive Care-afdeling moet geen mogelijkheid zijn om te separeren. (de stelling werd bewaard voor later, na de andere korte presentaties)
De inhoud van deze presentatie vond ik eigenlijk verrassend positief. Sociale bejegening en contact met de client krijgt weer een plek. Mooi zo.
De volgende spreker was Hamp Harmsen, beleidsadviseur van GGZ Nederland. Hij zei dat er een soort plateau was bereikt met de huidige projecten dwang en drang, er gebeurt veel, en de dwang neemt over het algemeen ook wel iets af (en er zijn nog steeds grote onderlinge verschillen tussen afdelingen en instellingen), maar de dwangreductie stagneert. We staan nu dus voor nieuwe uitdagingen en nieuwe kansen, zeker met het einde van de subsidies. Zijn stelling was: dat er met de subsidiegelden veel was gedaan en veel was bereikt.
Daar kreeg ik wel hele gemengde gevoelens bij.
Daarna vertelde Marja van de Zande van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) over hoe het thematische toezicht op dwang op opname-afdelingen was verlopen, en dat daarbij de implementatie van een aantal richtlijnen om dwang terug te dringen behoorlijk teleurstellend was: Het verminderen van dwangtoepassing, het doorvoeren van veranderingen, het maken van beleidsplannen, er is vaak wel een begin gemaakt, maar vaak zakt het daarna weer in. Eigenlijk is men alleen beter gaan registreren in Argus, dat is een duidelijk stijgende lijn.
Het toezicht dat ingezet was om dwang terug te dringen met losse projecten, heeft dus eigenlijk gefaald. Er is een andere strategie nodig, waarbij het niet meer gaat over het voorzichtig verminderen van dwang met 10% per jaar door allerlei losse projecten, maar juist de visie beter geborgd moet worden. Er is daarom een toetsingskader ontworpen met 4 nieuwe minimale normen.
- De nadruk ligt op “Separeervrije zorg”
- Mensen mogen niet eenzaam opgesloten worden (niet eenzaam)
- Bij langerdurende separatie is er een verplichting om consultatie van een andere partij in te roepen
- Blijf registreren
Door dit toetsingskader in te voeren hoopt men nu de visie beter te borgen, en ervoor te zorgen dat het terugdringen van dwang niet versnipperd en inzakt. Haar stelling was: Intensive Care maakt eenzame opsluiting overbodig.
Het was een goed verhaal, maar ook dit gaf gemengde gevoelens, (zeker omdat ik het plan van de Extra-Beveiligde-Kamers ken, de verwachte nieuwe vorm van separeren, door de Inspectie bedacht). Ik kijk daarom dus zogezegd met Argus-ogen naar deze rooskleurige voorspiegeling van zaken.
Daarna kwamen Yolande Voskes en Eric Noorthoorn, en zij vertelden beiden hetzelfde als de dag ervoor (Yolande over dat zorg geen “kunstje” is, en Eric verdedigde de cijfers).
Hans Hesta leidde vervolgens de discussie. Dat werd uiteindelijk een vrij verhitte discussie, met een flink verweer van de psychiaters: “het is de schuld van de slechte zorg-organisatie/ hulpverleners zijn getraumatiseerd door clienten / je kan iemand in een psychose niet laten doorlopen, je moet wel medicatie geven” … Maar dat is dus helemaal niet zo, kijk naar Soteria en Open Dialogue: behandeling zonder medicatie is ook mogelijk. Ook waren er een paar sterke voorstanders van het afschaffen van dwang, met suggesties als “Geen subsidie maar boete” , niet het ontwikkelen van Best Practice, maar het uitbannen van Bad Practice! . Het gaat niet over innovatie, maar over het uitbannen van misstanden.
Er kwam uiteraard een hevig verweer over de zogenaamde noodzaak van separatie en dwangmedicatie, “het was gewoon nodig”. En dan laaide de argumenten voor sociaal contact en herstel-ondersteuning weer op. Het ging over en weer, en feitelijk waren we terug bij een Wij-Zij situatie. Waarin we eigenlijk in een cirkeltje bleven draaien. Het lukte helaas niet om de zaak bijeen te brengen. De psychiaters schijnen dus extreem weinig besef te hebben van landelijke branche-afspraken en overheidsbeleid, want “Dwang Uitbannen” is inmiddels al jaren een vaststaand gemeenschappelijke doel in de GGZ.
Het is absoluut tragisch dat de psychiaters, als cultuurdragers van de instelling, zich zo weinig lijken bezig te houden met dwangreductie. Zij zijn vaak weinig op de afdeling, en “zetten de formele handtekening”. Zij zijn eindverantwoordelijk, terwijl de verpleging de dwang uitvoert (hier zit dus ook een direct probleem mbt aansprakelijkheid, verwijtbaarheid en wederzijdse afschuiving van de verantwoordelijkheid van het handelen, in een verweer bij Tuchtraad…)
Ik kan dus zeker niet onverdeeld positief zijn over deze sessie, maar ik ben niet huilend weggelopen, dus het was wel beter dan gisteren. Dat was toch wel een persoonlijke opluchting. Maar het blijft een feit dat de algehele dwangreductie erg teleurstellend verloopt, en dat ik me ernstig zorgen maak over de verdere ontwikkeling van de rechten van de client.
Het was een bizar congres met toch wel een aantal dieptepunten, maar ook fijne ontmoetingen en enkele positieve ervaringen. Het was erg intensief, en ik heb nog steeds gemengde gevoelens.
Het lijkt soms wel onbegonnen werk om dit wereldje te veranderen, maar toch kan ik ook wel zien dat er dingetjes veranderen. Op donderdag-ochtend bij onze eigen sessie heb ik ervaren dat er zich wel een revolutie aan het voltrekken is. Ik heb serieus met 40 psychiaters gesproken over “het volledig afschaffen van diagnoses” . Dat was bespreekbaar!! En alle meningen mochten gezegd worden. Dat is toch een behoorlijke doorbraak. En het feit dat er ook discussie mogelijk begint te worden over (dwang)medicatie is ook wel positief.
Wellicht wordt de oude klassieke strijd tussen medische en sociale psychiatrie dan eindelijk toch beslist – in het voordeel van de sociale psychiatrie natuurlijk, en dat is toevallig ook precies wat het nieuwe VN-verdrag voor de rechten van personen met beperkingen (CRPD) ook voorschrijft.
Ik heb nog steeds gemengde gevoelens over het congres.
Kortom: er was zon, er was regen, en er was een regenboog 🙂